© Museum JoCas © Teksten: Wikipedia en Cor Bastinck,- Foto’s algemeen: zie tabblad “Info-Contact” indien afwijkend zie tekst bij de foto
Nicolaes Witsen
Nicolaes Witsen, werd geboren op 8 mei 1641 in Amsterdam, hij overleed aldaar op
10 augustus 1717. Hij was een Nederlandse cartograaf, verzamelaar, schrijver en
diplomaat. Tussen 1682 en 1706 was hij maar liefst dertien keer burgemeester van
Amsterdam. Vanaf 1693 was hij bewindhebber van de VOC. Daarnaast was hij
gedeputeerde ter Staten-Generaal. Witsen was (sinds 1689) lid van de Royal Society
en een bevlogen liefhebber van wetenschap. Hij raadde de tsaar aan de handel met
Perzië via de Kaspische Zee te laten verlopen en de handel met China via Siberië.
Hij was een telg uit de familie Witsen. Dankzij zijn hoge positie kon hij een aantal zeer
grote onderzoeken op touw zetten. Deze waren vooral gericht op het stimuleren van
de handel overzee. Aan zijn boeken en kaarten die hieruit voortvloeiden bleef hij zijn
leven lang werken.
In maart 1662 hield Nicolaes Witsen aan het Amsterdamse Athenaeum ter afronding
van zijn opleiding een disputatie, waarin hij de invloed van kometen op het aardse
heil bestreed.
De invloed van zijn neef Joannes Hudde mag niet onderschat worden. In 1664 en 1665 reisde Nicolaes door Rusland, samen
met Jacob Boreel en kreeg van Jacobus Golius, als oud-student, een lijst met vragen mee. Witsen constateerde in zijn
dagboek dat niemand zich daar met kunst of wetenschap bezighield. Hij bracht in het geheim een bezoek aan de
verwilderde patriarch Nikon. Witsen maakte aantekeningen over het vereren van iconen en het belang van de heilige
Nicolaas. In 1666 vertrok hij op zijn Grand Tour naar Frankrijk en Italië. Witsen bracht een bezoek aan Melchisédech
Thévenot. Via Lyon, kwam hij in Milaan, Florence, Rome, Turijn terug in Lyon. Via Genève, Bazel en Frankfurt kwam hij weer
naar Amsterdam.
Vervolgens studeerde hij rechten aan de Leidse universiteit. In 1674 huwde hij met Catharina de Hochepied, dochter van een
vermogende Waalse predikant. Het echtpaar kreeg vier kinderen die vroeg stierven.
Hij schreef “Aeloude en hedendaegsche Scheepsbouw en Bestier”, in 1671 gepubliceerd met door hemzelf ontworpen
prenten. Dit was een boek over scheepsbouw dat al gauw als standaardwerk werd gezien. Het boek is een opeenhoping van
feiten en werd door veel geleerden, zoals Steno gelezen. Hierdoor ontstond een correspondentie met tsaar Peter de Grote,
die zijn vloot wilde moderniseren naar West-Europese standaard. Dit leidde tot de bestelling van een aantal oorlogsschepen
bij Amsterdamse werven. Als dank verkreeg Witsen door middel van een oekaze het recht op Rusland handel te drijven.
Vanuit Moscovië is graan, hout, talk, teer en huiden naar de Republiek verscheept. Witsen publiceerde in 1690, vijfentwintig
jaar na zijn reis naar Moskou, de eerste kaart van Siberië en het commentaarboek Noord en Oost Tartaryen, waarin hij
Siberië en de omringende landen beschreef (1692/1705). Dit was de eerste diepgravende Nederlandse studie over Rusland
uit die tijd. Hij maakte daarbij gebruik van kaartmateriaal dat hij verkreeg van Andrej Winius. Winius, zoon van een naar
Rusland geëmigreerde Amsterdamse koopman, was een ver familielid van Witsen, en hij schopte het tot Postmeester-
Generaal van het Russische Rijk. Hij was als geen ander in staat om de nieuwe geheime manuscriptkaarten in te zien en een
onopvallende correspondentie te voeren met Witsen. Dankzij Winius werd Witsen in Europa beroemd als de cartograaf van
Siberië.
Witsen was de laatste die het logboek van Hendrick Cornelisz Schaep, de kapitein van de Breskens in handen had. Hij was
betrokken bij de expeditie van Willem de Vlamingh om de westkust van Terra Australis in kaart te brengen.
Witsen had veel contact met Isaac Vossius over Nova Zembla, dat toen nog niet als eiland werd beschouwd, later zou de
vriendschap omslaan in vijandschap. Witsen begon zijn carrière als een tegenstander van de machtige Gillis Valckenier.
Hudde en Witsen namen de positie van Coenraad van Beuningen over in de vroedschap, toen die steeds meer
onberekenbaarder werd.
Witsen raakte in gewetensnood toen hij in 1688 de overtocht van Willem III van Oranje naar Engeland moest steunen,
teneinde daar Jacobus II van Engeland, de katholieke koning en Willems schoonvader, van de kroon te stoten. Volgens de
diplomaat Hans Willem Bentinck, de Graaf van Portland was Witsen een van de gevoeligste mensen die hij kende. In 1689, in
het kader van de Glorious Revolution, ging hij als extra-ordinaris ambassadeur met stadhouder/koning mee naar Engeland.
Witsen raakte niet lang daarna in verlegenheid door een prent van Romeyn de Hooghe. Hij was niet het enige mikpunt van
de oranjegezinde kunstenaar. De burgemeesters besteden 12.000 gulden aan proceskosten om De Hooghe veroordeeld te
krijgen voor spionage, sodomie, incest, of uitgave van pornografie.
Tijdens het Aansprekersoproer in 1696 bleven Witsen en burgemeester Corver op hun post in het stadhuis. In 1697 regelde
Witsen een stage voor de tsaar op scheepswerven van de VOC tijdens diens Grote Ambassade. Samen bezochten ze Frederik
Ruysch.
In 1702 was hij betrokken bij de onderhandelingen tussen Frederik I van Pruisen met de Staten-
Generaal over de nalatenschap van de koning-stadhouder. In 1704 werd hij ambachtsheer van
Amstelveen. Na te zijn binnengehaald via de Amstel logeerde John Churchill, de overwinnaar van
de Slag bij Blenheim, bij Witsen thuis. Witsen was betrokken bij de erfenis van Johan van
Scharphuizen, de gouverneur van Suriname en plantage-eigenaar. Zijn neef Jonas Witsen huwde
de schatrijke erfgename en plantersdochter, inwonend bij Witsen. Na de dood van Johannes
Hudde en de opkomst van Joan Corver was zijn rol uitgespeeld. Als apocrief (twijfelachtig) verhaal
gaat dat de tsaar in 1717 aan zijn sterfbed zat.
Witsen was een verwoed verzamelaar van rariteiten in zijn kunst- en rariteitenkabinet.
Witsen had in zijn huis, Herengracht 440, gelegen in de Gouden Bocht een belangrijke collectie schelpen, koralen,
dierpreparaten, waaronder de Surinaamse pipa pipa, insecten, edelstenen, munten, bodemvondsten, schilderijen, beelden,
wapens, porselein, lakwerk, boeken en tekeningen bijeengebracht. Hij toonde zijn verzameling aan Cosimo III de' Medici.
Witsen had veel contact met de prentenverzamelaar Michiel Hinloopen en zijn neef Jonas over hun kunst. Hij bezat een
woordenlijst van het Hottentots, afkomstig van Georg Friedrich Wreede, de gouverneur van Nederlands Mauritius en een
opmerkelijke brief van de vorst op Bali aan Willem van Outhoorn.
Hij was verder een van de eerste eigenaren van een tong en een vinger
die afkomstig zouden zijn van respectievelijk Johan de Witt en zijn broer
Cornelis, die beiden in 1672 vermoord werden.
Gerard de Lairesse, Witsen en zijn neef Jonas waren actief betrokken bij
de kunstkamer in het Stadhuis op de Dam, georganiseerd door Ludolf
Bakhuizen, een succesvolle schilder van zeestukken.
Maria Sibylla Merian kreeg toegang tot zijn verzameling alvorens naar
Suriname te vertrekken. In 1713 schonk Nicolaes Witsen twee
koffieplantjes aan de Hortus Botanicus Amsterdam, die met succes in
Suriname werden uitgezet. Johannes Burman baseerde zijn botanische
werk op de verzameling van Witsen.
Als burgemeester van Amsterdam gedroeg Witsen zich ook als
beschermheer van de kunsten en wetenschappen.
Aan het ontwerp van de vesting Naarden werd gewerkt door Nicolaas Witsen en Adriaan Dortsman. Witsen had contact met
de schilder Jan de Bray die een plan ontwierp om de zoetwatervoorziening van de stad Amsterdam te verbeteren. Jan van
der Heyden publiceerde in 1690 samen met zijn broer “Bericht Wegens de Nieuw geïnventeerde En Geoctroyeerde
Slangbrandspuiten: Uitgevonden door Jan en Nicolaes van der Heyden”. Het boek is opgedragen aan Witsen. De
burgemeesters waren onder de indruk en in elk van de zestig wijken werd een nieuwe spuit opgesteld. Hij onderhield
contacten met enkele Duitse geleerden, zoals Leibniz, en met Antonie van Leeuwenhoek uit Delft.
Er zijn door 46 personen boeken aan hem opgedragen, waaronder door de geschiedschrijver Olfert Dapper die in 1663 als
een van de eersten zijn "Historische Beschrijving der Stadt Amsterdam" aan Witsen opdroeg; verder door de broer van de
wereldreiziger Johan Nieuhof, die in zijn verslag de schepen in China beschreef. Witsen nam de Chinese vaartuigen op in zijn
boek.
Witsen zou contact hebben gehad met Cornelis de Bruijn over diens voorgenomen reis naar Persepolis en met Peter Kolbe
over zijn reis naar de Kaapkolonie. De eerste uitgave in het Jakoets zou een deel van een werk van Witsen zijn.