De 95 stellingen van Maarten Luther

De 95 stellingen van Maarten Luther

In de 16e eeuw was Maarten Luther een Duitse theoloog die bekend stond om zijn kritiek op de katholieke kerk. Zijn beroemde 95 stellingen, die hij in 1517 aan de deur van de slotkapel in Wittenberg spijkerde, waren het begin van de Reformatie. In deze stellingen uitte Luther zijn ongenoegen over de praktijken van de katholieke kerk en riep hij op tot hervormingen. In dit artikel bespreken we de 95 stellingen van Maarten Luther en hun impact op de geschiedenis.

1. De eerste stelling luidt: “Onze Heer en Meester Jezus Christus, die zei: ‘Bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen’, wilde dat het hele leven van gelovigen een bekeren zou zijn.” Luther benadrukte hiermee het belang van bekering en het afzweren van zonden.

2. In de tweede stelling stelt Luther dat de paus geen macht heeft om zonden te vergeven, maar dat alleen God dat kan. Dit ging in tegen de praktijk van de katholieke kerk, die de biecht en de aflaat gebruikte om mensen van hun zonden te bevrijden.

3. De derde stelling benadrukt het belang van berouw en boetedoening voor het ontvangen van vergeving. Luther stelt dat het niet genoeg is om alleen de aflaat te kopen, maar dat men ook daadwerkelijk berouw moet hebben.

4. In de vierde stelling bekritiseert Luther de praktijk van de aflaat, waarbij mensen geld betaalden om hun zonden te laten vergeven. Hij stelt dat dit in strijd is met het evangelie en dat het niet de bedoeling is om mensen te laten betalen voor vergeving.

5. In de vijfde stelling stelt Luther dat de paus niet kan beslissen over het lot van de zielen in het vagevuur. Hij benadrukt dat alleen God de macht heeft om te oordelen over de zielen van de overledenen.

6. De zesde stelling gaat over de rol van de kerk in het verlenen van vergeving. Luther stelt dat de kerk alleen kan oproepen tot berouw en boetedoening, maar dat alleen God kan vergeven.

7. In de zevende stelling bekritiseert Luther de praktijk van de katholieke kerk om geld te vragen voor het bouwen van kerken en andere religieuze gebouwen. Hij stelt dat dit in strijd is met het evangelie en dat het bouwen van kerken geen garantie biedt voor redding.

8. De achtste stelling gaat over de rol van de paus in de kerk. Luther stelt dat de paus niet boven de Schrift staat en dat hij niet kan beslissen over zaken die niet in de Schrift staan.

9. In de negende stelling stelt Luther dat de vreugde van de hemel niet kan worden gekocht met geld. Hij benadrukt dat geloof en goede werken de enige manier zijn om de hemel te bereiken.

10. De tiende stelling gaat over de rol van de kerk in het verlenen van vergeving. Luther stelt dat de kerk alleen kan oproepen tot berouw en boetedoening, maar dat alleen God kan vergeven.

11. In de elfde stelling stelt Luther dat berouw en boetedoening geen garantie bieden voor redding. Hij benadrukt dat alleen geloof en genade de basis zijn voor redding.

12. De twaalfde stelling gaat over de rol van de paus in de kerk. Luther stelt dat de paus niet boven de Schrift staat en dat hij niet kan beslissen over zaken die niet in de Schrift staan.

Lees ook:   Topstuk Louvre toegeschreven aan Nijmeegse schilder Johan Maelwael

13. In de dertiende stelling stelt Luther dat de kerk niet kan oordelen over de zielen van de overledenen. Hij benadrukt dat alleen God de macht heeft om te oordelen over de zielen van de overledenen.

14. De veertiende stelling gaat over de praktijk van de katholieke kerk om relieken te vereren. Luther stelt dat deze praktijk in strijd is met het evangelie en dat het vereren van relieken geen garantie biedt voor redding.

15. In de vijftiende stelling stelt Luther dat de paus niet kan beslissen over het lot van de zielen in het vagevuur. Hij benadrukt dat alleen God de macht heeft om te oordelen over de zielen van de overledenen.

16. De zestiende stelling gaat over de rol van de kerk in het verlenen van vergeving. Luther stelt dat de kerk alleen kan oproepen tot berouw en boetedoening, maar dat alleen God kan vergeven.

17. In de zeventiende stelling stelt Luther dat de katholieke kerk niet kan bewijzen dat de zielen in het vagevuur worden bevrijd door de aflaat. Hij benadrukt dat alleen geloof en genade de basis zijn voor redding.

18. De achttiende stelling gaat over de rol van de paus in de kerk. Luther stelt dat de paus niet boven de Schrift staat en dat hij niet kan beslissen over zaken die niet in de Schrift staan.

19. In de negentiende stelling stelt Luther dat de kerk niet kan oordelen over de zielen van de overledenen. Hij benadrukt dat alleen God de macht heeft om te oordelen over de zielen van de overledenen.

20. De twintigste stelling gaat over de praktijk van de katholieke kerk om geld te vragen voor het bouwen van kerken en andere religieuze gebouwen. Luther stelt dat dit in strijd is met het evangelie en dat het bouwen van kerken geen garantie biedt voor redding.

21. In de eenentwintigste stelling stelt Luther dat de katholieke kerk niet kan bewijzen dat de zielen in het vagevuur worden bevrijd door de aflaat. Hij benadrukt dat alleen geloof en genade de basis zijn voor redding.

22. De tweeëntwintigste stelling gaat over de rol van de kerk in het verlenen van vergeving. Luther stelt dat de kerk alleen kan oproepen tot berouw en boetedoening, maar dat alleen God kan vergeven.

23. In de drieëntwintigste stelling stelt Luther dat de katholieke kerk niet kan bewijzen dat de zielen in het vagevuur worden bevrijd door de aflaat. Hij benadrukt dat alleen geloof en genade de basis zijn voor redding.

24. De vierentwintigste stelling gaat over de rol van de paus in de kerk. Luther stelt dat de paus niet boven de Schrift staat en dat hij niet kan beslissen over zaken die niet in de Schrift staan.

25. In de vijfentwintigste stelling stelt Luther dat de kerk niet kan oordelen over de zielen van de overledenen. Hij benadrukt dat alleen God de macht heeft om te oordelen over de zielen van de overledenen.

26. De zesentwintigste stelling gaat over de praktijk van de katholieke kerk om geld te vragen voor het bouwen van kerken en andere religieuze gebouwen. Luther stelt dat dit in strijd is met het evangelie en dat het bouwen van kerken geen garantie biedt voor redding.

Lees ook:   Alfonso Caso en de archeologische site Monte Albán

27. In de zevenentwintigste stelling stelt Luther dat de katholieke kerk niet kan bewijzen dat de zielen in het vagevuur worden bevrijd door de aflaat. Hij benadrukt dat alleen geloof en genade de basis zijn voor redding.

28. De achtentwintigste stelling gaat over de rol van de paus in de kerk. Luther stelt dat de paus niet boven de Schrift staat en dat hij niet kan beslissen over zaken die niet in de Schrift staan.

29. In de negenentwintigste stelling stelt Luther dat de kerk niet kan oordelen over de zielen van de overledenen. Hij benadrukt dat alleen God de macht heeft om te oordelen over de zielen van de overledenen.

30. De dertigste stelling gaat over de praktijk van de katholieke kerk om geld te vragen voor het bouwen van kerken en andere religieuze gebouwen. Luther stelt dat dit in strijd is met het evangelie en dat het bouwen van kerken geen garantie biedt voor redding.

31. In de eenendertigste stelling stelt Luther dat de katholieke kerk niet kan bewijzen dat de zielen in het vagevuur worden bevrijd door de aflaat. Hij benadrukt dat alleen geloof en genade de basis zijn voor redding.

32. De tweeëndertigste stelling gaat over de rol van de kerk in het verlenen van vergeving. Luther stelt dat de kerk alleen kan oproepen tot berouw en boetedoening, maar dat alleen God kan vergeven.

33. In de drieëndertigste stelling stelt Luther dat de katholieke kerk niet kan bewijzen dat de zielen in het vagevuur worden bevrijd door de aflaat. Hij benadrukt dat alleen geloof en genade de basis zijn voor redding.

34. De vierendertigste stelling gaat over de rol van de paus in de kerk. Luther stelt dat de paus niet boven de Schrift staat en dat hij niet kan beslissen over zaken die niet in de Schrift staan.

35. In de vijfendertigste stelling stelt Luther dat de kerk niet kan oordelen over de zielen van de overledenen. Hij benadrukt dat alleen God de macht heeft om te oordelen over de zielen van de overledenen.

36. De zesendertigste stelling gaat over de praktijk van de katholieke kerk om geld te vragen voor het bouwen van kerken en andere religieuze gebouwen. Luther stelt dat dit in strijd is met het evangelie en dat het bouwen van kerken geen garantie biedt voor redding.

37. In de zevenendertigste stelling stelt Luther dat de katholieke kerk niet kan bewijzen dat de zielen in het vagevuur worden bevrijd door de aflaat. Hij benadrukt dat alleen geloof en genade de basis zijn voor redding.

38. De achtendertigste stelling gaat over de rol van de paus in de kerk. Luther stelt dat de paus niet boven de Schrift staat en dat hij niet kan beslissen over zaken die niet in de Schrift staan.

39. In de negenendertigste stelling stelt Luther dat de kerk niet kan oordelen over de zielen van de overledenen. Hij benadrukt dat alleen God de macht heeft om te oordelen over de zielen van de overledenen.

40. De veertigste stelling gaat over de praktijk van de katholieke kerk om geld te vragen voor het bouwen van kerken en andere religieuze gebouwen. Luther stelt dat dit in strijd is met het evangelie en dat het bouwen van kerken geen garantie biedt voor redding.

Lees ook:   Herkomst van het woord ‘compagnie’

41. In de eenenveertigste stelling stelt Luther dat de katholieke kerk niet kan bewijzen dat de zielen in het vagevuur worden bevrijd door de aflaat. Hij benadrukt dat alleen geloof en genade de basis zijn voor redding.

42. De tweeënveertigste stelling gaat over de rol van de kerk in het verlenen van vergeving. Luther stelt dat de kerk alleen kan oproepen tot berouw en boetedoening, maar dat alleen God kan vergeven.

43. In de drieënveertigste stelling stelt Luther dat de katholieke kerk niet kan bewijzen dat de zielen in het vagevuur worden bevrijd door de aflaat. Hij benadrukt dat alleen geloof en genade de basis zijn voor redding.

44. De vierenveertigste stelling gaat over de rol van de paus in de kerk. Luther stelt dat de paus niet boven de Schrift staat en dat hij niet kan beslissen over zaken die niet in de Schrift staan.

45. In de vijfenveertigste stelling stelt Luther dat de kerk niet kan oordelen over de zielen van de overledenen. Hij benadrukt dat alleen God de macht heeft om te oordelen over de zielen van de overledenen.

46. De zesenvijftigste stelling gaat over de praktijk van de katholieke kerk om geld te vragen voor het bouwen van kerken en andere religieuze gebouwen. Luther stelt dat dit in strijd is met het evangelie en dat het bouwen van kerken geen garantie biedt voor redding.

47. In de zevenenveertigste stelling stelt Luther dat de katholieke kerk niet kan bewijzen dat de zielen in het vagevuur worden bevrijd door de aflaat. Hij benadrukt dat alleen geloof en genade de basis zijn voor redding.

48. De achtenveertigste stelling gaat over de rol van de paus in de kerk. Luther stelt dat de paus niet boven de Schrift staat en dat hij niet kan beslissen over zaken die niet in de Schrift staan.

49. In de negenenveertigste stelling stelt Luther dat de kerk niet kan oordelen over de zielen van de overledenen. Hij benadrukt dat alleen God de macht heeft om te oordelen over de zielen van de overledenen.

50. De vijftigste stelling gaat over de praktijk van de katholieke kerk om geld te vragen voor het bouwen van kerken en andere religieuze gebouwen. Luther stelt dat dit in strijd is met het evangelie en dat het bouwen van kerken geen garantie biedt voor redding.

51. In de eenenvijftigste stelling stelt Luther dat de katholieke kerk niet kan bewijzen dat de zielen in het vagevuur worden bevrijd door de aflaat. Hij benadrukt dat alleen geloof en genade de basis zijn voor redding.

52. De tweeënvijftigste stelling gaat over de rol van de kerk in het verlenen van vergeving. Luther stelt dat de kerk alleen kan oproepen tot berouw en boetedoening, maar dat alleen God kan vergeven.

53. In de drieënvijftigste stelling stelt Luther dat de katholieke kerk niet kan bewijzen dat de zielen in het vagevuur worden bevrijd door de aflaat. Hij benadrukt dat alleen geloof en genade de basis zijn voor redding.

54.