© Museum JoCas © Teksten: Wikipedia en Cor Bastinck,- Foto’s algemeen: zie tabblad “Info-Contact” indien afwijkend zie tekst bij de foto
Carnaval
Carnaval (ook wel 'vastenavond' - vooravond van het vasten) is een van oorsprong
katholiek feest, dat mogelijk ook heidense wortels heeft en gevierd wordt in de drie
dagen voorafgaand aan Aswoensdag. Volgens de traditie duurt het feest van zondag tot
dinsdagavond - de Vastenavond. Om middernacht vangt de vastentijd aan van 40 dagen,
tot Pasen. De oorsprong van het woord carnaval is onbekend. Van oudsher is carnaval
een eetfestijn, omdat het de laatste mogelijkheid was zich te buiten te gaan voor de
vastentijd, waarin men zich beperkte tot het minimaal noodzakelijke.
De herkomst kan met redelijke zekerheid worden herleid van de Latijnse uitdrukking carne vale, dat vertaald naar het
Nederlands zoveel betekent als "afscheid van het vlees"; dit werd een soort ritueel om de vastentijd in te luiden. Hiermee
werden ook vleselijke lusten bedoeld.
Op vette dinsdag (voor de vasten) werd al het vet wat er in huis was opgemaakt
omdat het anders zou bederven. De vasten is ter herdenking van de 40 dagen die
Jezus volgens het Nieuwe Testament in de woestijn vastte en tevens tot bezinning
op de christelijke kernwaarden. Waarschijnlijk bestond het feest al langer dan de
christelijke traditie, en heeft de Kerk het gemakkelijker gevonden het heidense
carnaval in een katholieke traditie om te zetten dan het uit te bannen. Dit is
overigens ook met andere voorchristelijke feesten gebeurd zoals Kerstmis dat
oorspronkelijk een 'heidens' midwinterfeest was.
In die betekenis wordt de term afgeleid van het Latijn: carne vale (=
vaarwel aan het vlees). Maar ook de uitleg dat de term een samentrekking
zou zijn van het Latijnse carne (vlees) en valere (regeren) wordt gegeven;
letterlijk dus de tijd dat het vlees regeert. Ook zou de oorsprong kunnen
liggen bij het Italiaanse "carnueale" of het Franse "carne-avalis". Beide
betekenen zoveel als vlees verslinden. Een andere mogelijke verklaring
voor de term is het eveneens Latijnse carrus navalis: scheepswagen,
hetgeen zou verwijzen naar rondtrekkende groepen in een als een schip
ogende wagen of kar, het zogenaamde narrenschip, maar ook kan slaan
op het schip waarmee de god van de zee der Kelten/Germanen uit het
noorden kwam om deel te nemen aan de winterfeesten.
De Romeinen vierden het feest van de saturnaliën dat veel kenmerken van het
hedendaagse carnaval had zoals drink- en eetgelagen, een soort prins carnaval,
vermommingen en optochten door de straten.
Het 'heidense' carnaval werd in heel Europa gevierd. In Rusland bijvoorbeeld, is
dit feest bekend onder de naam maslenitsa (vrij vertaald: boterfeest).
Antropologisch gezien is het carnaval een omkeringsritueel, waarin
maatschappelijke rollen worden omgedraaid en normen over gewenst gedrag
worden opgeschort.
De carnavalsdata voor de komende jaren zijn: 2016 7 t/m 9 februari; 2017 26 t/m 28 februari; 2018 11 t/m 13 februari;
2019: 3-5 maart.
In Nederland worden twee soorten carnaval gevierd: Het Rijnlands carnaval en het Bourgondisch carnaval.
De Rijnlandse variant wordt veelal in Limburg en het zuidoosten van Noord-Brabant gevierd, de Bourgondische variant in het
noorden en westen van Noord-Brabant en in Zeeland. De traditie om de stedennamen te veranderen komt uit Noord-
Brabant en wordt in Limburg weinig gedaan. Het Rijnlandse carnaval in Nederland is een afgeleide van het Keulse carnaval.
Het Bourgondische carnaval is ontstaan uit de traditionele eetfeesten tijdens carnaval in de Zuidelijke Nederlanden, vooral
Vlaanderen. Officieel duurt carnaval van zondag tot en met dinsdag, maar in de huidige praktijk is het vaak zo dat er tussen
11 november en het eigenlijke feest al tal van aan carnaval verbonden festiviteiten plaatsvinden, vooral in de laatste weken
voor carnaval. Soms vinden er ook op Aswoensdag nog enkele carnavalsactiviteiten plaats.
Op 11 november (de elfde van de elfde), om precies 11:11u, begint het carnavalsseizoen. In Nederland wordt deze start van
het seizoen in vrijwel iedere carnavalvierende plaats met een zekere ceremonie gevierd. De reden voor deze datum ligt bij
het getal 11, dat van oudsher het getal van de dwazen en gekken is.
Elk jaar wordt er door elke carnavalsvereniging weer een prins en een of meerdere adjudanten uitgeroepen. Bij sommige
verenigingen worden er ook jeugdprinsen en jeugdadjudanten gekozen.
Sleuteloverdracht. Bij carnaval ontvangt de Prins carnaval op de eerste dag van het
carnaval de symbolische sleutel van de stad/dorp uit handen van de burgemeester;
die 3 dagen lang 'de macht' aan hem overdraagt.
11 november. Bij zowel het Rijnlandse en het Bourgondisch carnaval speelt 11-11
een belangrijke rol. In Limburg worden om 11:11u de eerste vergaderingen van de
Raden van Elf gehouden, ter voorbereiding op de komende carnaval. In Brabant
worden op datzelfde moment de nieuwe carnavalsmotto's bekendgemaakt.
Prins en gevolg. Een herkenbaar fenomeen tijdens het carnaval is de aanwezigheid
van de prins en zijn gevolg. De opmaak van dit gevolg verschilt per regio, de prins en
nar zijn echter vrijwel universeel.
Nederland en België kennen enkele zomercarnavals, waarvan dat van Rotterdam het grootste is. Vanwege het klimaat in de
landen van oorsprong vinden deze, vaak op Caraïbische en Kaapverdiaanse leest geschoeide, optochten in de zomer plaats.
In Limburg ontstond er enige ophef nadat een carnavalsvereniging had besloten ook een zomercarnaval te organiseren. De
overkoepelende carnavalsorganisatie in de regio royeerde de betreffende vereniging.
De Rijnlandse variant, die in de hele provincie Limburg en het oosten van
Noord-Brabant gevierd wordt, is gebaseerd op de carnavalsviering in steden in
het westen van de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen. Vooral Keulen, dat zich
op haar beurt weer veel op het carnaval van Venetië baseerde, heeft een grote
invloed op de aard van dit carnaval gehad. Tegen het eind van de 19e eeuw
werd het carnavalsfeest in het Rijnland gebruikt als een ludiek protest tegen de
imperialistische (en protestantse) Pruisen die het gebied annexeerden.
Carnavalsverenigingen. Rijnlandse carnavalsfeesten worden gedomineerd
door carnavalsverenigingen.
Deze verenigingen, waarvan er soms meerdere per stad of dorp zijn met ieder een eigen prins en raad van elf, organiseren
tijdens het carnaval hun eigen feesten voor zowel leden als niet-leden van de vereniging.
Kleding. Traditionele kleding bestaat uit uitgebreide kostuums. Omdat het Rijnlands carnaval ook merendeel buiten
plaatsvindt, zijn de kostuums ook warmer. De kostuums zijn uitgebreider en meestal uit meerdere lagen opgebouwd.
Gewone jassen om het niet koud te krijgen worden nooit over de carnavalskleding gedragen. Hooguit eronder.
Kleuren. Het Rijnlands carnaval heeft drie officiële kleuren die overal terugkomen. Dit zijn rood, geel en groen.
Het Bourgondisch carnavalsfeest is de variant die in de meeste plaatsen in Noord-Brabant, Gelderland Land van Maas en
Waal en Katholiek Zeeuws-Vlaanderen en een aantal plaatsen op Zuid-Beveland traditioneel aanwezig is. Zij vindt haar
oorsprong in de welvarende steden van het Hertogdom Brabant en Graafschap Vlaanderen ten tijde van de Bourgondische
Nederlanden. De insteek van het Bourgondische carnaval was oorspronkelijk dat van een gekostumeerd eetfestijn waarbij
men elkaar belachelijk maakte.
Door de grote armoede die heerste in Brabant vanaf de bloeitijd van de Gouden Eeuw tot de Tweede Wereldoorlog wordt
het traditionele feest gekenmerkt door (schijnbaar) eenvoudige kostuums; waarvan de beroemde blauwe boerenkiel met
zakdoek wellicht het meest iconisch is.
Plaatsnamen. Het is gebruikelijk voor steden met een Bourgondische carnavalstraditie (ofschoon er ook in Oostelijk
Nederland enkele plaatsen met als basis het Rijnlands carnaval dit doen) om de naam tijdens carnaval te veranderen.
Carnavalsstichting. De hoofdlijnen van het carnavalsfeest (hoofdbal, sleuteloverdracht, optochten) zijn in handen van één
stichting. De stichting kiest één prins (en gevolg) uit. Er is dus maar één prins per stad of dorp.
Motto. Veel, maar niet alle, Bourgondische carnavals hebben een officieel motto. Dit is vaak een gevleugelde uitspraak in
plaatselijk dialect. In de optocht kunnen mensen zich dan naar het motto optuigen en wellicht een prijs winnen.
Kleding. Traditionele kleding bestaat uit oude kledingstukken, gordijnen, blauwe kielen en zakdoeken met allerlei
accessoires. Vooral in het westen van Noord-Brabant ziet men dit in groten getale terug. Bourgondisch carnaval vindt veelal
binnen plaats in cafés en in zalen. Daar is het warmer, dus de kleding is ook minder dik en bestaat uit minder lagen. Om van
en naar de verschillende feestlocaties te gaan, hebben velen oude jassen aan om het buiten niet koud te krijgen.
Dweilorkesten. Bij Bourgondische carnavals is het gebruikelijk dat dweilorkesten tijdens het feest voor het grootste deel
van de muziek (in de cafés/zalen) zorgen. In Limburg zijn de kapellen (Zaate Hermenie of Joekskapel) meer beperkt tot
buiten spelen. Dit levert meteen een groot verschil op tussen beide varianten: Bourgondisch wordt binnen gevierd en
Rijnlands wordt buiten gevierd.
Carnavalsoptochten. In veel plaatsen worden grote carnavalsoptochten gehouden met praalwagens, georganiseerd en
gemaakt door de carnavalsverenigingen, vaak met een bepaald thema.
Betogen in dialect. Betogen in dialect worden in beide vormen gehouden. In Brabant wordt deze persoon een tonpraoter
of sauwelaar genoemd, en zit ook daadwerkelijk in een ton, in Limburg een buuttereedner of buutteredner en in Zeeland
een ouwoer. Allen houden een cabaretesk betoog in dialect, waarin allerlei actuele zaken de revue passeren. Vaak worden
daarbij lokale situaties en bekendheden uit de lokale en regionale politiek op de korrel genomen.